Het floatproces
Het floatglas procedé is in 1952 door Pilkington ontwikkeld. Dit is nu de internationale norm voor de productie van hoogwaardig glas. Floatglas ondergaat meestal nog een aantal bewerkingen voordat het in gebouwen en voertuigen wordt geïnstalleerd.
Vroeger kon er met deze methode alleen glas van 6 mm dik worden gemaakt, nu zijn dikten van slechts 0,4 mm tot 25 mm mogelijk. Eerst wordt er een hoeveelheid zorgvuldig gemengde ruwe grondstoffen in de oven gesmolten. Het gesmolten glas, dat een temperatuur van ongeveer 1000°C heeft, wordt continu uit een oven in een ondiep bad van gesmolten tin in een chemisch geregelde atmosfeer gegoten. Het glas blijft op het tin drijven, verspreidt zich en vormt een gelijkmatige laag. De dikte wordt bepaald door de snelheid waarmee het stollende glaslint van het bad wordt weggetrokken. Nadat het glas geleidelijk en onder controle is afgekoeld komt er een 'hitte'-gepolijst glaslint met vrijwel parallelle oppervlakken uit de oven tevoorschijn.
Over de hele wereld zijn er ongeveer 280 floatglasfabrieken in bedrijf, in aanbouw of gepland. Pilkington runt 25 fabrieken en heeft belangen in nog eens negen.
Bekijk ook het filmpje over de productie van glas